Over grondsoorten:
Grond bestaat uit klein deeltjes, water en lucht. Die kleine deeltjes kunnen anorganisch zijn (mineralen, heel fijn gemalen stukjes steen) of organisch (al dan niet verteerde resten van planten en kleine dieren). De organische deeltjes noemen we ook wel humus.
Het is de verhouding tussen de genoemde onderdelen - gesteente, mineralen, humus, water en lucht - die per grondsoort verschilt, en waar je als tuinier rekening mee moet houden.
In ons land komen hoofdzakelijk kleigrond, zandgrond en veengrond voor. Klei bestaat uit heel fijne deeltjes die dicht op elkaar zitten. Deze grond is zwaar, neemt maar langzaam water op maar houdt het wel heel lang vast. Meestal is het voedzame grond met veel organisch materiaal erin, maar er komt ook wel arme kleigrond voor. Het is wel nodig om de bovenlaag door regelmatig harken los te houden zodat de wortels voldoende lucht krijgen.
Te zware kleigrond kan worden verbeterd door grof zand en compost erdoor te mengen. Ook kun je de bovenlaag verbeteren door een mulchlaag erop aan te brengen (haksel, stro of afgesneden varenblad).
Zandgrond bestaat uit veel groffere deeltjes en bevat vaak weinig organisch materiaal. Het is los, makkelijk te bewerken en laat snel water en zuurstof door. Het nadeel is, dat de organische meststoffen met de regen mee wegspoelen. Deze grond moet goed bijgemest worden in het voorjaar en in de zomer nog 1 of 2 keer. Ook moet bij hete dagen goed ingewaterd worden omdat deze grond heel snel uitdroogt.
Zandgrond kan door tuinaarde en compost goed verbeterd worden.
Veengrond bevat heel veel organische plantenresten en het grondwater staat er meestal vrij hoog. De veengronden in Zuid- en Noord-Holland zijn over het algemeen voedselrijk. De hoge grondwaterstand kan een probleem zijn voor bomen en struiken, die kun je daarom beter op een soort bergje plaatsen.
Hoe staat het met de bemesting?
Ook hier geldt: kijk naar wat er groeit. Op bepaalde plaatsen groeit bij ons veel borago, terwijl daar de groenten het niet goed blijken te doen. Borago floreert vooral op grond die arm aan meststoffen is. Een eind verderop groeien de kolen bijna de hemel in. Daar vinden we geen borago, de grond is er waarschijnlijk ook te voedselrijk.
Wat voor meststoffen hebben planten nodig?
Allereerst stikstof, dat voor de groei zorgt.
Fosfor zorgt voor de vorming van wortels, knollen en zaden. Kalium regelt de wateropname en transport van koolhydraten. Een teveel is schadelijk, wat ook voor stikstof geldt. Kalk is nodig voor de stevigheid. Te weinig geeft slappe planten, teveel verhoogt de pH-waarde van de grond teveel. Magnesium is nodig voor voldoende bladgroen. Een teveel hiervan komt zelden voor. Zwavel is nodig voor de vorming van eiwitten maar daar is zelden gebrek aan.
Dan zijn er nog een aantal sporenelementen: borium, ijzer, etc. Hier hebben je planten maar heel weinig van nodig.
|
Omdat elke plant door zijn groei bepaalde stoffen uit de bodem opneemt, moet er dus bijgemest worden. Daarbij heeft organische mest de voorkeur boven kunstmest. Hoe vaak en hoeveel, dat hangt zowel af van de grondsoort als van de voedselbehoefte van de planten. Er zijn zowel vloeibare mengsels als organische meststoffen en compostsoorten in de handel verkrijgbaar, die vrijwel alle genoemde voedingsstoffen in de juiste verhouding bevatten. 1 Keer per jaar, in het najaar of voorjaar bemesten, is in de regel voldoende.
Je kunt ook je eigen compost maken uit huis- tuin- en keukenafval.
Zure bodem of of juist kalkrijk?
Alhoewel de planten maar weinig kalk nodig hebben, heeft de hoeveelheid kalk in de bodem wel veel invloed op hun groei. Kalkarme bodems noemt men wel zure bodems. Een zure bodem heeft een pH-waarde die onder de 7 ligt. Hoe lager de waarde, hoe zuurder de grond. In de handel zijn eenvoudige testjes verkrijgbaar om dit zelf te meten. Bij een pH-waarde van 7 is de zuurtegraad "neutraal" en hoe hoger de waarde, hoe kalkrijker de grond.
De meeste tuinplanten geven de voorkeur aan een neutraal tot licht zuur milieu (pH 6 tot 7). Maar heide, rhododendrons en azalea's willen juist het liefst zeer zure grond.
Ook voor de meeste groenten geldt, dat een neutrale bodem het beste is. Alleen bij koolsoorten is een iets basische bodem (pH 7 tot 8) aan te bevelen omdat dit de ziekte knolvoet enigszins zou tegengaan. En aardappelen willen juist graag zure grond.
Als je de pH-waarde niet weet, hoef je nog niet meteen te gaan testen. Kijk naar wat er groeit. Zijn er uiteenlopende vaste planten die het goed doen, dan heb je waarschijnlijk met een redelijk neutrale pH-waarde te maken. Twijfel je, dan kun je altijd nog een testsetje kopen. Hou er ook rekening mee dat de testresultaten niet altijd 100% kloppen. Het is maar een indicatie.
Van veel tuinen wordt in de loop der jaren de grond verbeterd tot een tuinaarde ontstaat, die redelijk voedselrijk is en een neutrale pH-waarde heeft. De meeste sierplanten doen het goed hierin.
|